performance De Brakke Grond met DeNweTijd Maandagavond On Tour - 24/02/2020 herbeluister de podcastversie hier In Theorie Een onenightstand (van het Engelse one-night stand) is een kortstondig, eenmalig seksueel contact tussen individuen, waarbij minstens een van de betrokkenen geen directe plannen heeft voor het vestigen van een seksuele verhouding op langere termijn.
Het essentiële onderscheid tussen een onenightstand en andere seksrelaties is de verwachting of de bedoeling van de relatie. Het dagdeel waarop dit plaatsvindt is daarbij betrekkelijk irrelevant. Er zijn diverse mensen die er faliekant tegen zijn. Deze laatste groep vindt het steeds vaker voorkomen van onenightstands een logisch gevolg van wat zij noemt "het verval van normen en waarden in het Westen". Een in deze groep vaak gehoord argument is dat de "echte liefde" zo langzaam verdwijnt en een eindeloze zoektocht naar de perfecte partner wordt. - Wikipedia In praktijk Ik lig in een bed dat niet het mijne is. Naast een man die niet de mijne is. En ik vraag me af of iemand ooit van iemand. Hij slaapt en ik lig wakker. Het is 4u ’s nachts, maar dat is verder irrelevant. Ik vroeg hem amper een uur geleden nog wat nu eigenlijk de bedoeling was. Of “de gang van zaken.” Of ik nu, na de seks die we zonet hadden, gewoon weer naar huis zou gaan? “Of hoe werkt dat eigenlijk? Zo’n ‘one-night-stand’.” Hij lachte, hij had het duidelijk al eerder gedaan - ik weet niet of ik dat troostend of teleurstellend vond - en hij fronste zijn wenkbrauwen. Zei dat ik gek deed. Dat ik uiteraard gewoon bleef slapen. Toch? Naast hem. In het bed dat niet het mijne was. Het leek me even waarschijnlijk als het tegenovergestelde. En zodra hij zijn ogen sloot, dacht ik aan wat er tegenover stond. Dat het vertrek en het blijven voor mij evenwaardige, en allebei logische, conclusies waren. Dat hij evengoed had kunnen zeggen dat ik gek deed, dat ik nu uiteraard gewoon naar huis ging. Toch? Ik staar naar zijn plafond. Wit, vergeeld. Ik denk aan hoe ik nu liever in mijn eigen bed zou liggen. Waar ik een paar jaar geleden nog de liefde bedreef. Alsof het een werkwoord was. Alsof je het gewoon kan doen. De liefde. Wij deden het. En terwijl wij naar adem of woorden zochten, keken we vaak naar de kleine bolletjes die ik tegen het plafond geplakt had. Ze gaven licht in het donker en wij keken uren naar boven en hij vroeg waarom het bolletjes waren en ik zei “dat is een realistisch sterrenstelsel”. En hij zei dat dat een weinig romantisch antwoord was. Nu liggen wij op geheel romantische wijze. De man van één nacht. En ik. Zijn ene arm onder mijn nek, zijn neus rustend op mijn sleutelbeen, alsof hij zich nestelt in mij, en zijn rechterhand op mijn linkerborst. Op geheel romantische wijze deden wij net nog alsof. In elke beweging zag ik ons de liefde simuleren. Als twee kinderen die “huisje” spelen. “Als jij zo ligt, en ik zo, dan zijn wij.” De liefde. Ik heb de slaap al lang opgegeven. Zonder het echt te proberen. En bedenk hoe het de laatste overgave is. Hoe ik slapen, naast iemand, intiemer vindt dan het delen van de lichamen die dat doen. En ik kan alleen maar denken aan hoe wij hier alsof liggen. Twee alsof lichamen. Die elk net nog alsof samen waren. Alsof wij ons overgeven aan elkaar, veilig zijn. Ik neem mijn gsm erbij. Ik google het begrip “one-night stand”. Gewoon… om het te begrijpen. Wat ik hier eigenlijk doe. Ik zoek de etymologie op en ontdek dat het woord eerst voorkwam in 1878. Dat het gebruikt werd om te verwijzen naar een eenmalige theateropvoering. Een eenmalige halte in de tournee van een theaterstuk of performance. Nu ik dat weet lijkt het nog meer op spelen. Wat wij hier doen. Twee mensen die de liefde niet vinden, ze vervolgens even nadoen. Bij de eerstvolgende halte. Een stop in de tournee. Alleen maar om zichzelf eraan te herinneren, hoe het er ook alweer uit zag. Hoe het voelde. De bewegingen even wil oefenen, de mechaniek van het liefhebben… “ahja, zo ging het”. Zijn hand glijdt in zijn slaap naar mijn buik. En ik word er alleen maar triestig van. Mijn lijf blijft liggen, gsm in de hand, maar ik ben al minstens tien keer rechtgestaan en weggegaan. In gedachten. Mijn hoofd en mijn lichaam zijn altijd al twee verschillende entiteiten geweest. En omdat ik met moeite mijn eigen hoofd kan volgen, kom ik zelden aan het lichaam toe. Dat doet, uiteindelijk, gewoon wat het wil. Ik zie het wel. Zoals nu dus. Eenmalige halte. Laatste bedrijf. Het applaus in ontvangst, micro uit, kostuum gewisseld. Einde voorstelling. De seksuele connotatie kwam later. Lees ik. Eén website wijst ook op de betekenis van “stand houden”. Een relatie die maar één nacht overeind blijft. Dat is het. Niets meer. En ik weet niet wat er nodig is voor liefde om overeind te blijven. Al zeker niet die van één nacht. Maar ook niet die van drie jaar. De liefde die ik aan het einde plots ontkende. Niet dat ze er nooit geweest is. Ze verdween. Gewoon. Langzaam. Zonder reden. Wij vergaten na een tijd nog van elkaar te zijn. En mijn bed werd weer het mijne. En mijn lichaam volgde. Alles werd plots opnieuw van mij. En nu ik in de armen van een ander lig, weet ik weer aan wie elk deel van mij ooit toebehoorde. Dat het van mij was, en van hem. En dat ik daar nooit moeite mee gehad heb. Nee. Ik was goed in het ‘van iemand zijn’, in het houden van. Kon het alleen niet lang genoeg vasthouden. Vraag me af of iemand dat ooit. Maar ik begreep hoe het werkte. De bewegingen, de mechaniek. Hoe hoofd en lichaam samenkwamen. Ik zocht nog nooit eerder “liefde” op op wikipedia. Hij wordt wakker, kust mijn nek, neemt mijn gsm uit handen en wij doen opnieuw alsof. Met handen en voeten en alles daartussen. Wanneer onze plakkerige lijven tegen elkaar aankruipen, en wij ons zuchtend neerleggen bij het gebrek aan liefde, vraag ik hem: “Wat is eigenlijk jouw motivatie?” Ik vraag het zonder moeite, alsof het eerder uit nieuwsgierigheid dan uit eender wat komt. Misschien is dat ook zo. We staren nu allebei naar een leeg plafond en niemand heeft het over sterren. Er geeft niks licht af in het donker. En hij fronst opnieuw, lacht een beetje, snapt de vraag niet zo goed. “Mijn motivatie?” Ik realiseer me dat het woord meteen doet denken aan lastige sollicitatiegesprekken en bijbehorende CV’s en brieven en ik wil de connotatie vermijden, maar bedenk dan dat dat precies is wat ik wil weten. Het liefst had ik ook nog die motivatiebrief en die CV. Nu we dan toch bezig zijn. Want ik weet, besef ik, betrekkelijk weinig over hem. Hij zegt: “dat is een gekke vraag” Hij zegt: “je denkt te veel na over de dingen”. Hij zegt: “ik vind je mooi en leuk”. Hij zegt een reeks dingen die ik alweer vergeten ben, die ik onmiddellijk vergat nadat hij ze uitsprak. Ik vraag hem waarom ik hier lig, en niet de blonde vrouw die we zagen achter de bar. Het grappigste antwoord zou zijn “omdat zij nog moest werken”, maar wij zijn ernstig en hij wil al mijn twijfel wegpraten, trekt mij naar zich toe. Alsof het helpt. Alsof. En ik besef dat elk antwoord onvoldoende is. Dat het alleen de liefde is die ik begrijp. Alleen de liefde is waarin de vraag ‘waarom ik’ zo zelden voorkomt. Dat al de rest ruis is; een tussenstop, een halte onderweg. En dat ik het liefst altijd in één trek doorreis om tot mijn bestemming te komen. Dat ik overeind wil blijven, langer dan één nacht. Dat wij alleen maar bij gebrek aan beter bij mekaar belandden. Dat ik dat een slechte reden vind. Een weinig romantisch antwoord. Hij blijft proberen, besluit dat niks nog helpt. Dat ik voor alles tegenargument verzin, dat het perceptie is, dat hij hier geen verdediging kan voeren. Hij gebruikt woorden als “aantrekking”, en “vurig”, en “hier en nu”. En ik zeg dat ik de liefde nodig heb. En hij vraagt wat dat is. “Wat is dat dan, liefde? Is dat niet gewoon ‘betrokkenheid’, ‘verliefdheid’, ‘vriendschap’?” Ik zeg dat ik het woord nog nooit heb opgezocht. Dat ik het ook niet weet. Maar dat het al die dingen is. Een realistisch sterrenstelsel. Iets wat licht geeft in het donker. Lichamen die hoofden volgen. Samenvallen. En toch vooral stand houden.
Comments