EEN GOED GESPREK
Hij zegt dat wij een mening delen
een liefde voor de kunst
en straks misschien een bed als ik dat wil
dat wij ook andere soorten liefde kunnen veinzen
ze zo goed simuleren dat ze nauwelijks te onderscheiden vallen
van de echte
“Echt hé,” zegt hij,
“dit is een goed gesprek”
En ik denk dat ik al betere zinnen hoorde
met speling tussen de woorden
en ruimte voor een ademhaling
een punt of een
“Komaan,” zeg ik,
“Waarom willen wij alweer iets volhouden
waar geen houden aan of van
bij hoort.”
Ik fluister en vraag of hij nooit moe wordt
zichzelf te horen
te zitten, te zeggen - wat niemand echt doet -
alsof hij alleen het beste van zichzelf zou kunnen zijn
ik wel - zeg ik - ik wel
ik word er zo ontzettend moe van.
Moeten we dan verder zonder, zegt hij
nooit proberen, nooit leren
mekaar te begrijpen of iets te delen.
Nee, zeg ik, natuurlijk niet.
Maar laat ons onze slechtste zelven,
laat ons niet matchen,
ons niet meten aan wat beter is,
mag het ook iets minder,
- de mens heeft nooit het tij gekeerd,
wie kan er winnen van de maan.
Maar wij blijven proberen
altijd tegen beter weten in
de rug te rechten, mekaar te vinden
en vergeten zo stilaan
dat dat zo vaak
niet
het leven is.
Cynisch, zegt hij.
en verwijt mij bijgevolg een gebrek aan romantiek.
En ik delete de dating-app waarin superlikes en seksverzoeken
mekaar aan hoogtempo opvolgen
en afwisselen,
en ik mis hoe wij verbinding maken
met alles wat buiten ons ligt
maar ik weet dat ik het na een paar dagen
weer vergeet, iets zoek dat iets kan aanraken,
dat ik het keer op keer na het falen
gewoon opnieuw probeer