TIJD
PERSONAGES
A: de man
B: de vrouw
De klokkenmaker: publiek
SETTING
Sobere setting – stoel vooraan podium en stoel midden podium.
A en B bevinden zich beide op podium – A staat vooraan, B staat in het midden.
3 SCENES
SCENE 1
​
A: [vooraan podium, tegen publiek] Er zijn nog maar weinig klokkenmakers, wist u dat?
U bent veruit de enige in deze provincie.
​
“Ik kan me niet meer herinneren wanneer ik hier het laatst gelukkig ben geweest.”
Dat zegt zij. Net op dat moment.
​
En ik zeg… Ik zeg “oké”.
Dat is niet het juiste antwoord. Maar het was ook geen vraag. Dus ik weet niet…
​
Nee, ik heb het goed gevonden, amper last van die wegenwerken.
Nobel beroep. Wat u doet.
​
Nee, maar…
Ik weet wat haar volgende stap zal zijn.
Ik heb haar leren schaken.
Dat u dat even weet.
Dat u even weet dat ik weet wat haar volgende stappen zijn.
Ik heb haar alle volgende stappen zelf geleerd. Dus ik ken ze. Allemaal.
Zij heeft zich nooit gefocust op die stappen.
Zij was tijdens het schaken altijd te druk bezig met het verzinnen van verhalen, over de paarden en het koningspaar.
Soms ook over de torens. Waar al dan niet verloren geliefden in zaten.
​
B: [van midden podium, tegen publiek] Ja, dat klinkt stom, maar het…
Wij hebben elkaar leren kennen in een toren.
Dat is een heel speciaal verhaal…
​
A: [tegen B] Dat doet er niet toe.
​
B: [tegen A] Nee,
[tegen publiek] nee, dat doet er niet toe.
​
A: [tegen publiek] Even zitten? Ja, dat is misschien wel handig, danku.
[gaat zitten op stoel vooraan podium]
Dus ik ben aan zet. De klok tikt en ik zeg alleen maar “oké” en zij zegt:
​
B: [tegen publiek] Dat is toch geen antwoord?
​
A: [tegen publiek] En op dat moment stopt de klok met tikken.
​
[stilte]
​
Het zijn de batterijen, denk ik.
​
B: [tegen A & publiek] Ik zeg jou dat ik me niet meer kan herinneren wanneer ik hier het laatst gelukkig ben geweest.
En jij zegt “oké”?
​
A: [tegen publiek] Dus ik geef de klok twee nieuwe batterijen. Maar er verandert niks. Stilte en geen tijd.
​
B: [tegen A & publiek] Ik heb ook geen tijd. Ik wil vooruit.
​
A: [tegen publiek] Het is een klein mechaniekje, denk ik. Een wiel dat ergens vastdraait.
Ik denk, heel complex kan dat toch niet zijn?
Dus ik leg het raderwerk bloot en ik zoek waar het misgaat.
​
B: [tegen A] Het heeft geen zin. Het werkt niet meer.
​
A: [tegen publiek] Heeft u misschien een beetje water?
Ik geef toe. Het ziet er iets moeilijker uit dan ik eerst dacht.
Er zijn een stuk of vier wieltjes die op elkaar liggen, een aantal kleine schroeven,
en ik weet eigenlijk helemaal niet hoe zoiets werkt.
[tegen B] Maar we vinden het wel.
[tegen publiek] Zeg ik tegen haar.
“Nee”, zegt ze, “nee, stop met zoeken”, en ze stapt weg.
​
[B naar voren, A stapt naar achter, A gaat zitten op stoel midden podium]
SCENE 2
​
B: [tegen A] Jij hebt een kamer vol kapotte dingen.
Elke dag haal jij er eentje boven en probeer je het te herstellen.
Gek hoe jij dat volhoudt. Je kent er niks van, maar je probeert het.
Elke dag. Jij weigert de dingen te vervangen of iets nieuws te zoeken.
Waarom eigenlijk?
​
A: [tegen publiek] Principe.
​
B: [tegen publiek] Principe.
[tegen B] Maar alles heeft een levensduur, een houdbaarheid.
Het heeft geen zin daar tegenin te gaan.
​
De dingen worden nu eenmaal niet gemaakt voor het leven.
Voor het leven. Daar doet niemand toch nog aan?
Hoe hard wij ook willen en wilden. Ooit stopt het.
Ooit stopt het willen en het werken en moeten we ons neerleggen bij…
Geprogrammeerde veroudering. Dat geldt voor alles wat je koopt…
De dingen worden gemaakt om snel kapot te gaan.
​
Misschien is dat wel wat we echt willen?
Het alsmaar nieuwer en beter en meer blijven zoeken.
​
A: [tegen publiek] Ik niet. Ik doe daar niet aan mee.
​
B: [tegen publiek] Het klinkt een pak erger dan het is.
​
A: [tegen publiek] Neeneenee.
[stapt snel naar voren]
Ergens in Livermore, Californië brandt een gloeilamp, sinds 1901.
Enkel onderbroken door stroomstoringen en een verhuizing. Zij brandt nu nog.
Alles is keuze.
Geprogrammeerde veroudering was een keuze.
En ik kies de andere optie.
Ik kies de eeuwig brandende gloeilamp.
Het licht gaat uit wanneer wij daarvoor kiezen.
Voor stroomstoringen of een verhuizing.
Niet omdat het niet meer werkt. Nooit omdat het niet meer werkt.
Ik geloof niet in dingen die niet meer werken.
​
[A & B vanaf hier enkel nog tegen elkaar]
​
B: Dat is geen kwestie van geloof.
​
A: Toch wel. Dat is een kwestie van keuze. En geloof is een keuze.
Wij kunnen de dingen doen werken.
​
B: Soms zijn de herstelkosten duurder dan de vervanging.
​
A: De kosten interesseren mij niet.
​
B: Mij wel.
​
A: Dat is jouw keuze.
​
B: Soms valt er niets te herstellen.
Soms is het materiaal van slechte kwaliteit,
of gaat er iets verloren, of valt iets uiteen en past het nooit nog in elkaar.
​
A: Alles kan gemaakt worden. Alles.
​
B: Hoe gaat het met de klok?
​
[stilte]
[opnieuw af en toe richting publiek praten]
B: Ik heb een nieuwe voor je gekocht.
​
A: Nee, bedankt.
​
B: Ze ligt op de keukentafel.
Mijn sleutel ligt ernaast.
Ik heb de rest van mijn spullen al meegenomen.
Wat er overblijft mag je bijhouden.
Of weggooien.
Kies maar.
​
[B stapt naar achteren, gaat zitten, lijkt af]
SCENE 3
​
A: [tegen publiek] Ik heb een YouTube filmpje gevonden, “how to fix your clock”.
Maar er zijn enorm veel verschillende oorzaken voor ‘klokmalfuncties’.
Het is waarschijnlijk hele goede raad, maar niet van toepassing op dit model.
Ik ben er helemaal niks mee.
​
[over schouder naar B] Jij zegt dat je je niet meer kan herinneren wanneer je
voor het laatst gelukkig bent geweest. En ik zeg “oké”.
Ik bedoel helemaal niet “oké”. Maar ik weet wat de eindzet zal zijn, en ik ken elke stap daar naartoe.
Ik ben aan zet en de enige manier om tijd te winnen is door niets te doen. Dus ik zeg “oké”.
​
[tegen publiek] Je kan niet schaken met iemand die de regels niet volgt,
en enkel verhalen verzint, en foute bewegingen maakt. Dus ik zeg “oké”.
En zij verzint een verhaal en stapt de andere richting uit.
​
Maar dat doet er niet toe. U wil natuurlijk de klok zien.
​
Ja, ik heb ze zelf al eens opengelegd om het raderwerk te bekijken.
​
Nee, ik heb er niet teveel aan gesleuteld.
​
Er zijn nog maar weinig klokkenmakers, wist u dat?
U bent veruit de enige in deze provincie. Dat is jammer, vind ik.
Het is een nobel beroep.
Andere mensen zullen dat woord niet van toepassing vinden, nobel, maar ik wel.
Ik vind het nobel, wat u doet.
​
De klokveer? Te hard opgespannen?
Ja, dat kan. Ik heb aan een paar onderdelen gedraaid.
Ik heb geprobeerd om…
Ahnee? En dat is niet … ?
Ja, dat zei zij ook al.
Ik wist niet dat dat ook voor klokveren gold.
​
Nee, ik heb al een nieuwe.
​
Toch bedankt.