Er zit poëzie in het trappen op pedalen, in het voorwaarts, achterwaarts de voeten neerhalen, kilometers terug naar vroeger, toen we de teller zelf nog konden terugdraaien, van de auto’s, van de tijd. Wij stonden net zo vaak stil en gingen toch vooruit.
Elke etappe een versnelde herinnering, Rechts de landelijke wegen van mijn eerste fiets, waar ik het gewichteloze vallen perfectioneerde en vanbuiten leerde.
De putten in het wegdek waren niets, de eerste duw, de laatste liefde, kapotte knieën.
Links de dagen dat ik mijn eigen snelheid nog kon inhalen, uren kon verdwalen langs de verwaaide geuren van net gemaakte avondmalen.
Hoe ik met wedstrijdgladde benen de lucht bespeelde, de wind kon doen zingen als een springtouw in beweging.
En dan weer het achteromkijken. Ik heb het nooit verleerd.
De start was mij altijd even lief als de ogen op de eindmeet.
Comments